In de
baarmoeder wordt een baby omhuld door een
vruchtvlies. Dit vruchtvlies is gevuld met vloeistof, het
vruchtwater, dat de baby beschermt tegen schokken en een constante temperatuur in de
baarmoeder garandeert. Dit vruchtwater bevat ook cellen van de baby.
Bij een
vruchtwaterpunctie (
amniocentese) wordt ongeveer 25 ml van dit
vruchtwater weggenomen, zodat de cellen die zich hierin bevinden in het laboratorium onderzocht kunnen worden op
erfelijke of aangeboren afwijkingen.
Wanneer en hoe wordt een vruchtwaterpunctie uitgevoerd?
Een vruchtwaterpunctie wordt meestal uitgevoerd rond de
week 16 van de zwangerschap. Het is echter geen standaardonderzoek dat bij elke toekomstige mama uitgevoerd wordt. Alleen mama’s die medisch gezien een verhoogd risico hebben of het krijgen van een baby met een bepaalde genetische of aangeboren aandoening of afwijking, kunnen een
vruchtwaterpunctie laten doen, als ze dat willen. Net zo min als je als zwangere mama om een
vruchtwaterpunctie kan vragen, kan je arts je ertoe dwingen. Bespreek vooraf met je partner of je een dergelijk onderzoek wil laten uitvoeren.
Eerst maakt de arts een
echografie om de plaats van de baby en de moederkoek in de baarmoeder te bepalen. Afhankelijk van deze bepaling, wordt via de buikwand, op een veilige plaats een dunne naald in de baarmoeder gebracht. Op die manier wordt een kleine hoeveelheid vruchtwater opgezogen. Het onderzoek is pijnloos voor zowel mama als baby, als vinden de meeste moeders het een erg onaangename ervaring. De hele procedure duurt slecht enkele minuten. De hoeveelheid vruchtwater wordt op natuurlijke wijze weer aangevuld en is na drie à vier uur weer op zijn oorspronkelijke peil.
Wat onderzoekt men met een vruchtwaterpunctie?
De
vruchtwaterpunctie biedt de mogelijkheid om de chromosomen en het
DNA van de baby te onderzoeken. Op die manier kunnen bijvoorbeeld het
syndroom van Down (mongolisme) en een aantal stofwisselingsziekten voortijdig worden opgespoord. Ook het voorkomen van een
open ruggetje of een open schedel (neurale buisdefecten) kan worden aangetoond met een vruchtwaterpunctie. In tegenstelling tot risicobepalingen als een nekplooimeting, de tripletest of een
echografie, geeft een vruchtwaterpunctie honderd procent zekerheid over het feit of de baby de onderzochte aandoening al dan niet heeft.
Wat zijn de risico’s?
Ongeveer één
zwangerschap op tweehonderd resulteert in een miskraam na het uitvoeren van een vruchtwaterpunctie, doordat het vruchtvlies tijdens deze test lichtjes beschadigd wordt. Wanneer de vliezen na afloop niet vanzelf opnieuw verkleven, kan een spontane
abortus optreden.
Wat na een vlokkentest?
Toekomstige moeders die een
vruchtwaterpunctie hebben laten uitvoeren, krijgen het advies om het de eerste dagen rustig aan te doen en het optillen van zware voorwerpen te vermijden. Sommige vrouwen hebben na afloop last van licht bloedverlies of krampen zoals bij de
menstruatie.
Wanneer de uitslag van de vruchtwaterpunctie bekend is, is afhankelijk van de aandoening die onderzocht wordt. Het kan variëren van een drietal dagen tot drie weken. De arts zal dit in elk geval vermelden bij het onderzoek. Wordt door de
vruchtwaterpunctie een afwijking bij de baby vastgesteld, dan zal de arts met de ouders bespreken wat de aandoening precies inhoudt, wat de gevolgen zijn en of er eventueel een behandeling mogelijk is na de geboorte. Op basis van deze informatie kunnen de toekomstige ouders dan beslissen de
zwangerschap uit te dragen of af te breken.
Bronnen: UZleuven.be –
Eurogentest.org –
Erfelijkeziekten.be –
Dokterdokter.nl